Weinig dingen combineren beter dan pinda’s en een goed glas bier. Nadat het oude badhuis aan de Funenkade was omgetimmerd tot een brouwerij schuifelden we dan ook al snel de nabijgelegen Dappermarkt op zoek naar een geschikte pindaboer. Gelukkig stond André van Beek daar, al jaren. Z’n ouders verkochten er ooit schoenen en die kraam nam André van ze over. Via de schoonvader van z’n broer, ‘Ome Jantje Pinda’, belandde André in de wereld van de noten. Die besloot hij bij zijn kraam op de Dapperstraat te gaan bakken: “Krijg je zo’n lekker luchie.” De rest is geschiedenis. André van Beek lokte bijna vijftig jaar mensen naar zijn kraam met de lucht van vers gebakken nootjes.
Maar het succes zit hem niet alleen in de geur die zich bij het bakken over de Dappermarkt verspreid, legt André uit. “Wij bakken het in de zelfde olie als waar het uit geperst wordt. Dus een pinda bakken we in arachideolie.” Waarom? “Omdat ie dan ook weer gebakken wordt in z’n eigen olie, baddert ie als het ware in z’n eigen smaak.” Het resultaat? “Zo’n nootje lacht helemaal naar je.”
Familiebedrijf
Tot een paar jaar geleden droeg André de grote bakken vol vers gebakken pinda’s nog eigenhandig bij ons binnen maar inmiddels is hij gestopt. Het Noord-Hollandse notenimperium dat achter de naam Van Beek schuil blijkt te gaan wordt inmiddels gerund door zijn dochter Manon. Zijn kleinzoon Kees is verantwoordelijk voor de kramen, onder andere die op de Dappermarkt. Kees’ jongere broer Sam regelt momenteel veel achter de schermen. “Ik vind het wel heel uniek eigenlijk”, zegt André, “dat dat zo kan doordraaien.” Helemaal geruisloos ging de overgang niet. De naam Van Beek werd ingeruild voor Let’s Get Nuts. “Dat was wel moeilijk voor hem”, beaamt kleinzoon Kees. André: “Het is toch mijn pijn, dat zo’n naam na bijna vijftig jaar niet meer bestaat. Neem ’t IJ, zo’n naam moet van mij nog honderd jaar blijven.”
In de afgelopen halve eeuw zag André de Dappermarkt van dichtbij veranderen. De klanten van het eerste uur? “Gewoon tante Lien en ome Toon. De Jordanezen, die kropen toen net de buitenwijken in.” Later kwamen er steeds meer allochtone Amsterdammers naar de markt. “Nou, bij geluk hebben die ook een cultuur met noten.” Kees heeft tegenwoordig ook weer een nieuw soort publiek. “Mensen die helemaal op het gezond zijn, helemaal van het vlees af. Die eten alleen maar noten. Ook wel weer mooi om te zien.”
Jong geleerd
Kees groeide op tussen de noten. “Je kent niks anders.” Je weet precies wat je verkoopt, wil hij maar zeggen. “We willen er niet arrogant over klinken, maar zo is het wel.” Z’n opa is stelliger: “Wij hebben de mensen noten leren eten.”
De pinda’s die ze naar ons proeflokaal brengen, komen uit Argentinië. “Die blijven wat vetter”, legt Kees uit, “het zout blijft er goed op zitten.” André kwam ze al die jaren altijd graag zelf brengen. “Ik vond het hier altijd een heel leuk team, sfeertje, voelde me meteen welkom.” Maar voordat ze bij ons worden afgeleverd worden ze voor een lekkere, knapperige bite natuurlijk nog even goed gebakken in hun eigen olie. “Dat, samen met het zout”, glundert Kees, “een biertje erbij. Dat maakt alles wel af.”
Buiten ons proeflokaal ook van die lekkere Argentijnse pinda’s eten? De notenkraam van Let’s Get Nuts staat maar een paar honderd meter bij ons vandaan. Aardige mensen ook nog. Loop eens langs.